Additieven en hulpstoffen in de papierindustrie
1 Kwalitatieve aspecten

Men onderscheidt essentieel twee soorten hulpmiddelen die in de papierindustrie gebruikt worden:

1 – producten om de kwaliteit van het eindproduct te verbeteren

  • 1.1 Om bepaalde papiersoorten te vervaardigen (sommige papiersoorten voor het drukken of om op te schrijven bijvoorbeeld), voegt men aan de pulp inerte minerale stoffen toe, vulstoffen genaamd, die ertoe bijdragen om bepaalde eigenschappen te verbeteren, zoals ondoorschijnendheid, oppervlakte-eigenschappen of bedrukbaarheid van het papier. Zo kan men ook aan het einde van de productiecyclus op het oppervlak van het papier een afwerklaag aanbrengen die uit minerale stoffen bestaat, coaten genaamd. De vulstoffen kunnen van 5 tot 35% van het gewicht van de houtvezels uitmaken. De meest gebruikte zijn calciumcarbonaat, kaolien, talk en titaandioxide.
  • 1.2 Houtvezels zijn zeer hydrofiel door hun structuur en hun chemische samenstelling (cellulose). Deze eigenschap vertoont ook bepaalde nadelen, bijvoorbeeld voor "schrijf"-papier of voor "offset"-papier: papier dat “vlekt” of dat het water te vlug opslorpt. Om deze nadelen te beperken, voegt men waterafstotende stoffen toe zoals hars, zetmeel of derivaten van vetzuur.
  • 1.3 Andere stoffen, zoals optische bleekmiddelen, kleurstoffen,… worden eveneens in mindere hoeveelheden gebruikt


2 – producten om de productieprocessen te verbeteren

  • 2.1 Retentiemiddelen maken het mogelijk om beter de verschillende stoffen vast te houden en te binden die aan de houtvezels worden toegevoegd; deze middelen dragen er bijgevolg toe bij om de vuilvracht van het afvalwater te beperken. De belangrijkste retentiemiddelen zijn aluminiumsulfaat, zetmeel of bepaalde organische syntheseproducten (polyamines, polyamides, amines).
  • 2.2 Om de inkt uit de vezels te halen en hem ervan te scheiden, gebruiken de ontinktingsprocédés specifieke chemische ontinktingsproducten zoals hydrosulfiet, natriumsilicaat, vetzuren, …
  • 2.3 Andere producten, zoals tensioactieve stoffen, antischuimmiddelen, biocides,… worden in mindere hoeveelheden in de processen gebruikt.

    De grote meerderheid van de in de papierindustrie gebruikte niet-vezelachtige materialen zijn minerale of plantaardige stoffen. Al zijn deze stoffen, in tegenstelling tot houtvezels, niet alle hernieuwbaar, toch zijn zij grotendeels van natuurlijke oorsprong.


2 Kwantitatieve aspecten

De aan de Europese papiersector geleverde grondstoffen bestonden in 2006 uit:

- 40% verse vezels
- 44% gerecycleerde vezels
- 16% niet-vezelachtige stoffen waarvan :

o kaolien, talk, titaandioxide (3,3%)
o calcium carbonaat (8%)
o zetmeel (1,7%)
o andere synthetische producten (1,6%)

De Belgische papiersector heeft in 2010 iets meer dan 490.000 ton additieven en hulpstoffen gebruikt, wat in gewicht neerkomt op meer dan 25% van de nationale papier- en kartonproductie. Zoals men kan opmaken uit volgende grafiek, gaat het vooral om calciumcarbonaat (78%), kaolien (16%) en zetmeel (6%). Bijna 90% van deze stoffen werden gebruikt om te coaten en iets minder dan 10% als vulstof.

Verbruik van additieven in 2010 ('000T)
Aandeel van het verbruik van de verschillende grondstoffen in 2010 (‘000T)